Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG4649

Datum uitspraak2008-11-12
Datum gepubliceerd2008-11-20
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1145 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Geen urenbeperking aangewezen.


Uitspraak

07/1145 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 8 januari 2007, 06/2550 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 12 november 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. P.G.A. Aarts, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2008. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.E.G. de Jong. II. OVERWEGINGEN 1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende. 2. Bij besluit van 13 september 2005 heeft het Uwv de aan appellante toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 10 november 2005 herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Bij besluit op bezwaar van 6 april 2006 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv na een verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige heroverweging de WAO-uitkering met ingang van 2 april 2006 herzien naar 35 tot 45%. 3. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, samengevat, overwogen dat het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts als degelijk moet worden aangemerkt en dat de daarop gebaseerde conclusies omtrent de voor appellante geldende beperkingen moeten worden aanvaard. Dit geldt ook voor de conclusie dat het niet noodzakelijk is voor appellante een urenbeperking in acht te nemen. Uitgaande van de door de bezwaarverzekeringsarts aangegeven beperkingen moet appellante naar het oordeel van de rechtbank in staat worden geacht de uiteindelijk door de bezwaararbeidsdeskundige geselecteerde functies uit te oefenen. 4. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar beperkingen tot het verrichten van arbeid ernstiger zijn dan door de bezwaarverzekeringsarts is vastgesteld en dat op grond van haar beperkingen een urenbeperking dient te worden aangenomen. De drie functies die de bezwaararbeidsdeskundige aan de schatting ten grondslag heeft gelegd acht zij te belastend. 5.1. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de daaraan in de aangevallen uitspraak ten grondslag gelegde overwegingen. De Raad merkt op dat zowel de bezwaarverzekeringsarts A.D.C. Huijsmans als de bezwaarverzekeringsarts H.J.M. Stammers in hun rapportages zijn ingegaan op de medische gegevens die appellante in de bezwaarfase heeft overgelegd. De bezwaarverzekeringsarts Huijsmans heeft aanleiding gezien appellante op enkele mentale en fysieke aspecten meer beperkt te achten dan de verzekeringsarts had aangenomen. Beide bezwaarverzekeringsartsen hebben gemotiveerd waarom appellante niet voldoet aan de criteria om een urenbeperking aan te nemen. Aan de hand van de bijgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst, waarin de belastbaarheid van appellante is omschreven, heeft de bezwaararbeids-deskundige de functieselectie aangepast. Dat heeft geleid tot indeling in dezelfde arbeidsongeschiktheidklasse als in de bezwaarfase, echter met ingang van een latere datum. In de beroepsfase heeft het Uwv door middel van nadere rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies nader toegelicht. Daarmee is het bestreden besluit toereikend en in overeenstemming met de eisen die de Raad daaraan in zijn jurisprudentie heeft gesteld gemotiveerd. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. 5.2. De Raad zal de aangevallen uitspraak dan ook bevestigen. 6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door M.C.M. van Laar. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 november 2008. (get.) M.C.M. van Laar. (get.) R.L Rijnen. MH